Twee jaar na zijn eerste bezoek1 aan Georgië reisde Filip Berte in december 2013 en januari 2014 opnieuw naar dit intrigerende land in Transkaukasië, op het grensgebied van Europa en Azië.
Met Batumi Transitus2 zoomt Berte in op Batoemi, een kleine havenstad aan de Zwarte Zee en hoofdstad van de autonome deelrepubliek Adzjarië in Zuidwest-Georgië.
Berte’s invalshoek voor deze Batoemi-reeks sluit aan bij zijn eerder werk in Tbilisi1. Hij traceert en documenteert de materiële veranderingen in de stad, als sporen van het bewogen transitie-proces in Georgië.
Sinds de onafhankelijkheid in 1991 en na de Rozenrevolutie van 2003 vertaalt de woelige omschakeling van een autoritair regime (Edoeard Sjevarnadze) naar een liberale democratie (Mikheil Saakasjvili) zich ook duidelijk in de transformatie van het stads- en bouwweefsel. Tijdens de regeerperiode van president Saakasjvili (2004-2013), de Westers-gezinde leider van de Rozenrevolutie, verandert de aanblik van het land aanzienlijk. Voornamelijk in de belangrijkste steden krijgt Saakasjvili’s voornemen om Georgië de toekomst in te loodsen duidelijk gestalte in hypermoderne constructies die ’s nachts feeëriek oplichten. Een nieuw presidentieel paleis, een nieuw parlementsgebouw, nieuwe administratieve dienstencentra, bruggen, spoorwegstations en luchthavens, met gretig gebruik van gewapend beton, staal en glas, zijn enkele van de belangrijkste exponenten van het nieuwe, ’transparante’ regime dat zich radicaal afkeert van het grauwe (communistische) verleden. Een nieuw Georgië wordt gebouwd met als doel een eigen, nieuwe post-Sovjet identiteit te modelleren waarmee de bevolking zich zou kunnen vereenzelvigen.
Saakasjvili maakt er geen geheim van dat hij van Batoemi, ‘zijn dochter’, een stralende, glinsterende parel aan de Zwarte Zee wil maken. Het verhaal gaat de ronde dat hij met deze gloednieuw aangeklede badplaats een tegengewicht wil bieden voor ’s lands verlies van Soechoemi, de hoofdstad van het afvallige Abchazië en andere befaamde badplaats aan de Zwarte Zee. Er wordt gegokt en veel (buitenlands) geld ingezet op toerisme om Batoemi als nieuwe parel op de kaart te zetten. Alles wat ‘oud’ is of doet denken aan het donkere verleden moet ofwel afgebroken of gerenoveerd worden, ten bate van de toeristische ontwikkeling van de stad. Vernieuwing, koste wat het kost. Ook als het lokale, waardevolle architecturale erfgoed hiervoor moet sneuvelen, stelselmatig. Private bouwpromotoren krijgen zo goed als vrij spel om in te grijpen in het stadsweefsel. Stedenbouwkundige reguleringen worden omzeild. Wetten ter bescherming van het erfgoed worden weggestemd. Kritische stemmen of protest bij de bevolking wordt in de kiem gesmoord. Laisser-faire, laisser passer.
Een tweede invalshoek voor Batumi Transitus is de situatie van IDP’s of Internally Displaced Persons. Berte ontmoette deze etnisch-Georgische vluchtelingen uit de afvallige regio’s Abchazië en Zuid-Ossetië in zowel de troosteloze opvangplaatsen waar zij door de vorige regering werden ondergebracht, als in nieuwe nederzettingen elders in Batoemi. In tegenstelling tot de snelle, grootschalige en in het oog springende architecturaal-stedelijke transformatie is er op vlak van verbetering van de woonsituatie voor IDP’s weinig verandering zichtbaar. Hun verhaal is een verhaal van stagnatie. De kwestie van de IDP’s is een blijvend humanitair probleem zolang de conflicten in Abchazië en Zuid-Ossetië onopgelost blijven. In tussentijd moet de regering sinds twee decennia instaan voor geschikte huisvesting voor de mensen die de oorlogen ontvluchtten en veelal onder de armoedegrens moeten leven. Het contrast met de expansie van vijfsterren-hotelketens, gokpaleizen en exuberante nieuwe woontorens verspreid over Batoemi is groot.
Batumi Transitus toont die twee realiteiten, botsend en schurend naast elkaar; de 34 verdiepingen hoge nieuwe woontoren, uitblinkend boven de verpauperde ‘Kruchovka’s’ of de vijf verdiepingen hoge woonblokken uit het Sovjettijdperk van Nikita Chroesjtsjov. Beide werpen licht en schaduw af op elkaar.